Overschilderaar Arnulf Rainer op 96-jarige leeftijd overleden

De Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer is op 96-jarige leeftijd overleden. Hij groeide na de oorlog uit tot een van de meest geroemde moderne kunstenaars van zijn land door zijn Übermalungen , waarbij hij werken van zichzelf en anderen haast onherkenbaar bewerkte. Rainer werd in 1929 geboren in de buurt van Wenen. Hij ontwikkelde zich volgens eigen zeggen in een kunstzinnig vacuum, omdat zijn land door de Eerste en Tweede Wereldoorlog aansluiting met de internationale kunstwereld was verloren. Hij werd in zijn jeugd tot twee keer toe aangenomen aan prestigieuze kunstopleidingen, maar vertrok meteen weer uit onenigheid met de docenten. Aanvankelijk voelde hij zich aangetrokken tot de Franse surrealisten, tot hij zijn held André Breton in levende lijve ontmoette op een Frankrijkreis. Teleurgesteld in de in zijn ogen gezapige kunstenaar richtte hij zich voortaan op meer abstractere kunst. geïnspireerd door Pollock en De Kooning. Dat leidde uiteindelijk tot de unieke anti-kunst van zijn Übermalungen . 'Iconofiel' Rainer zei ooit dat een leeg vel papier hem niet inspireerde. Liever nam hij een bestaande afbeelding om daar zijn eigen draai aan te geven. Verwoed bedekte hij het oorspronkelijke beeld met verf, pen of houtskool, vaak tot er nauwelijks iets meer door de overschildering heen was te zien. Een iconoclast wilde Rainer zichzelf evenwel niet noemen, juist een iconofiel. "Ik schilder een schilderij niet over omdat ik het haat, maar omdat ik ervan hou. Het is een versmelting, geen vernietiging. Vergelijk het met een huwelijk." Voor zijn werken gebruikte Rainer foto's van de verwoestingen in Hiroshima, afbeeldingen van beroemde dodenmaskers, zelfportretten van Rembrandt en Van Gogh, kiekjes van zijn babydochter Carla of selfies waarop hij grimassen trekt. "Ik beteken in een zenuwachtige roes een stapel foto's tot ik er genoeg van heb, daarna bekijk ik alles rustig en wat niet goed is, gaat weg. Van de honderd blijven er meestal dertig over." Er waren critici die er schande van spraken dat hij meesterwerken of crucifixen zo ontsierde. In 1961 werd hij veroordeeld omdat hij een werk van collega Helga Pape na een prijsuitreiking op zijn eigen wijze onder handen nam. Anderen zagen er een commentaar in op het na-oorlogse Oostenrijk, vergankelijkheid en modern beeldgebruik. Rainer vertegenwoordigde zijn geboorteland op de Biënnale van Venetië in 1978 en werd tentoongesteld in het Guggenheim en het Centre Pompidou. In Nederland was hij onder meer in het Van Abbemuseum en het Haags Gemeentemuseum te zien. In 2009 kreeg hij in zijn geboorteplaats Baden een eigen musuem. Outsiderart Rainer zette zich als verzamelaar ook in voor de art brut, of outsider-art, die zich richt op werk van kunstenaars aan de randen van de maatschappij, zoals psychopaten, schizofrenen of gevangenen. De kunstenaar voelde zich verwant met die vaak eveneens autodidacte collega's: "Ik onderscheid me van een geesteszieke doordat ik mijn ervaringen op een begrijpelijke manier kan overbrengen." "Van mij zei men altijd: dat is een waanzinnige, een gek. Maar ik antwoordde: bewijs het maar eens! Het is alleen een kwestie van tijd. En ik heb gelijk gekregen."