Zowel achter zijn huis als bij zijn volkstuin heeft Sjaak de Wit uit Utrecht een weerstation staan. Die meten onder andere de temperatuur, luchtvochtigheid, regen en luchtdruk. "Het weer is al heel lang een interesse", zegt hij. Het begon in zijn jeugd met het dagelijks opschrijven van de temperatuur. Tegenwoordig meet de apparatuur automatisch en wordt het resultaat direct online gedeeld en met het KNMI. Duizenden Nederlanders hebben zo'n automatisch weerstation. De meesten kopen een kant-en-klaar apparaat voor enkele honderden tot meer dan 1000 euro. Maar voor De Wit, die bij een techniekbedrijf werkt, was het zelf bouwen juist deel van het plezier. "Elektronica is mijn hobby", zegt hij, "tegenwoordig met programmeren erbij." Betere kaarten Wetenschappers hebben steeds meer belangstelling voor meetgegevens van weeramateurs. Ze gebruiken deze om fijnmaziger weerkaarten te maken. Ook onderzoeken ze of je hiermee nog beter kan waarschuwen voor overstromingen. Het KNMI heeft sinds tien jaar een netwerk van een kleine duizend liefhebbers die hun waarnemingen delen. Die komen uit heel Nederland: stad en platteland, terwijl de officiële KNMI-meetstations op relatief afgelegen plekken staan, in het open veld. Bovendien zijn er op land maar 37 van die officiële meetlocaties. Sinds een jaar gebruikt het KNMI de metingen van weeramateurs om kaarten te maken van de temperatuur, luchtvochtigheid en windsnelheid in Nederland. Deze deelt het instituut in zijn app, waarvan naar eigen zeggen circa 1,2 miljoen Nederlanders meldingen krijgen. "Die kaarten zijn veel gedetailleerder dan kaarten op basis van alleen de officiële weerstations", zegt KNMI-onderzoeker Gerard van der Schrier. "Je krijgt een nauwkeuriger beeld van Nederland." Ze maken onder meer duidelijk hoe het landschap ons weer beïnvloedt. Zo is het aan de kust overdag koeler, lichten steden op doordat ze warmer zijn dan de omgeving en zijn de windsnelheden lager op de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug. De metingen van liefhebbers zijn op zichzelf minder nauwkeurig dan die van KNMI-stations. Ze staan niet altijd op de perfecte plek en het onderhoud gebeurt niet altijd even trouw. "We nemen dat ook mee in de manier waarop we de kaartjes maken", zegt Van der Schrier. "Dat ruis een inherent onderdeel is van die burgermetingen." In gebieden met weinig metingen, zoals grensgebieden, laten de kaarten soms afwijkende, extreme waarden zien. Van der Schrier hoopt dit op te lossen door Belgische en Duitse gegevens toe te voegen. Hij verwacht dat het KNMI nog vaker data van weeramateurs gaat gebruiken. Bijvoorbeeld om ook fijnmazige kaarten te maken van hoeveel het regent. Overstromingsrisico inschatten Wetenschappers kijken intussen of er nog meer mogelijk is met de metingen. Zo onderzoekt Nathalie Rombeek van de TU Delft of je betere inschattingen kan maken van overstromingsrisico door gegevens van weeramateurs te gebruiken. Als eerste bekeek Rombeek hoe goed commerciële regenmeters zijn in het meten van extreme regenval. "Als ze daar niet bruikbaar voor zijn, ben je snel klaar", zegt ze. Maar dat viel mee. De meters gaven een realistisch beeld en zijn bruikbaar. Door de weerstations van liefhebbers te combineren met KNMI-stations en de neerslagradar kreeg ze een beter beeld van de regenval. "Het voordeel van de amateurstations is dat je een honderd keer dichter meetnetwerk krijgt", zegt Rombeek. "Als je een lokale bui hebt, is er best een grote kans dat het gemist wordt door de KNMI-stations." Rombeek keek naar diverse praktijkvoorbeelden. Bij de hevige buien die in 2021 voorafgingen aan de overstromingen in Limburg was het volgens haar een probleem dat de radar de regen onderschatte. "Er was redelijk wat onzekerheid over wat er uiteindelijk was gevallen, omdat Limburg redelijk ver van de radar af ligt en die dan minder nauwkeurig is." De dichtstbijzijnde radar staat in Herwijnen, midden in het land. In het buitenland staan ook radars, maar die werden in 2021 nog niet gebruikt. Inmiddels wel. Ook keek ze naar de overstromingen die Valencia eind 2024 troffen. In beide gevallen kreeg Rombeek een betere indruk van hoeveel neerslag er in totaal was gevallen, wat relevant is voor het risico op overstromingen. "Het is nog te vroeg om te zeggen of dit ook echt betere inschattingen oplevert", zegt Rombeek. Haar onderzoek loopt nog en de volgende stap is om naar de waterafvoer te gaan kijken. "Maar we verwachten dat als je nauwkeuriger kunt meten, je een nauwkeuriger beeld krijgt." De gegevens van weeramateur De Wit uit Utrecht worden ook gebruikt door het KNMI, maar hij heeft er toch vooral zelf veel plezier van. Zo vindt hij het boeiend aan de hand van de metingen de ontwikkelingen in het weer te volgen, zoals het oprukken van de kou afgelopen kerst. "Je kunt precies volgen waar de kou zit, waar de fronten liggen en hoe het deze kant op komt", zegt hij. "Dat is prachtig natuurlijk."